zaterdag 10 september 2011

The riots

High Street, Walthamstow. Foto: Asim Saleem
The Riots in Londen, augustus 2011. Ik denk er nog vaak aan. Ik heb de rookwolken gezien, de sirenes en de helikopters gehoord, ben langs de dichtgetimmerde winkels gefietst. Zien maakt betrokken.

De snelheid en de heftigheid waarmee het oversloeg verbijsterde me. 'Mijn wijk', Walthamstow, bleef het ergste bespaard, 'maar' een paar winkels vernield, maar ingeklemd tussen twee brandhaarden merkte ik onder het dagelijkse leven de angst. Winkels sloten vroeg, ‘s avonds stonden voor de deuren groepjes mannen oogjes in het zeil te houden. De maandag dat het over heel Londen sloeg, was ik in Hackney op weg naar een van mijn schrijfpubs. Drie helikopters hingen stationair in de lucht, politieauto's cirkelden rond London Fields, rookpluimen stegen op. Een onwerkelijk trekje van de realiteit, dat je door een straat kunt lopen waar mensen boodschappen doen en in pubs of op terrasjes zitten terwijl drie straten verder winkeliers brodeloos worden gemaakt. Twee dagen later fietste ik door de bewuste Mare Street, een treurige rij van dichtgetimmerde winkels met handgeschreven A4'tjes erop: Open for Business. 
In de pub zitten en vier politieauto’s met zwaailichten voorbij zien schieten, in de bus door een stoet van zes gepantserde politiebusjes ingehaald worden. De angst van Londen werd mijn angst. 

Londen heeft een stevige staat van dienst als het gaat om rellen; in de twintigste eeuw is er bijna geen decennium geweest waarin de vlam niet in de pan sloeg, met als tragische hoogtepunten in de jaren tachtig en negentig Brixton en Tottenham, waar in 1985 de agent Keith Blakelock met machetes om het leven werd gebracht in Broadwater Farm, dezelfde plek waar op 6 augustus de mars naar het politiebureau van Tottenham begon die ontaardde in de stadsbrand. Vrijwel altijd is raciale spanning tussen politie en bevolking het startschot. De Londense politie heeft geen al te beste reputatie als het gaat om de omgang met andere culturen en de lont is vrijwel altijd een uit de hand gelopen politieactie. Het kruitvat is een mix van - oprechte - onvrede, opportunisme, hebzucht en sensatie. Lang niet iedere rioter was een kansarme jongere. Onbegrijpelijk blijft het hoe de woede zich keert tegen buurtgenoten. Dat Hugo Boss op Sloane Square, in het hart van Chelsea, een wijk lousy with money, klappen oploopt, is niet goed te praten, maar vanuit het oogpunt van een statement tegen de consumptiemaatschappij en de enorme kloof tussen de haves en de havenots nog wel te begrijpen. Maar wat drijft mensen ertoe de winkel van je hardwerkende buurman met de grond gelijk te maken? Wat bezielde dat bepaald niet kansarme meisje uit mijn buurt - ze was ambassadeur voor de Olympische spelen, was uitgenodigd voor een bezoek aan het House of Commons - om vooraan te staan bij de plunderingen, te roepen dat het ‘the best day of her life’ was en zo haar toekomst te vergooien? Ik denk aan de moed van haar moeder die haar aangaf.
De schrijver Iain Sinclair, woonachtig in Hackney, ziet een verband met de aankomende Olympische Spelen. Veel recreatiegrond voor de bewoners van Hackney - voetbalveldjes, terreinen van roeiverenigingen - is opgeofferd aan sportfaciliteiten en parkeerplaatsen voor VIP’s. Tja, dat mag misschien voor de bewoners van Hackney gelden, maar voor de bewoners van Birmingham, waar drie jonge mannen het leven lieten, lijken die Spelen me ver van hun bed. Engeland zoekt driftig naar een antwoord en ik schrijf dit stukje om mijn gedachten op een rij te zetten. 
In de onvatbaarheid, de vormeloosheid van het grote geheel kan ik alleen maar aan de persoonlijke verhalen denken. De angst van de eigenaar van het Indiase restaurant waar ik een biryani kwam halen, in de straat waar de vorige avond een paar winkels waren gesneuveld. Ik maakte een praatje met hem terwijl zijn oude, halfblinde en kreupele moeder tastend een weg tussen de tafels zocht. Verbijstering en tegelijkertijd gelatenheid in zijn ogen: als ze komen, hou je ze toch niet tegen. De man die mijn keuken kwam tegelen en zeker wist dat het kwam doordat de straffen veel te laag zijn - en ik maar denken dat daar alleen in Nederland over wordt geklaagd. De schrijnende verhalen die hier ook wel de krant zullen hebben gehaald. De man die werd aangevallen terwijl hij een brand probeerde te blussen en in het ziekenhuis aan zijn verwondingen overleed. De zesentachtigjarige kapper die nog iedere ochtend werkte, wiens zaak werd vernield. De buurt zamelde geld voor hem in, dat hij eigenlijk niet wilde aannemen omdat hij nog nooit in zijn leven geld had aangenomen waar hij niet voor had gewerkt. De winkelier die met niet meer overbleef dan vijfentwintig pence. De drie jonge mannen die moedwillig werden doodgereden in Birmingham en de aangrijpende foto’s van hun begrafenis in de Guardian. En honderdduizend verhalen meer. De gemeenschapszin waarmee geld voor gedupeerden werd ingezameld en veegploegen werden georganiseerd. Dat ook. En hoe snel het leven daarna weer zijn gewone gang ging, voor het oog van de buitenwereld althans.
Toevallig woonde ik die zomer daar en toevallig maakte ik het mee. 

dinsdag 6 september 2011

Fietsen in Londen

Op een warme zomeravond stapte ik op de fiets in Walthamstow, rugzak met laptop op mijn rug. Einddoel was London Fields, om preciezer te zijn: The Pub on the Park. Mijn eerste Britse fietservaring en ik moest terugdenken aan de eerste keer dat ik in Amsterdam op de fiets stapte; ik was de straat nog niet uit toen ik met mijn wiel in de tramrails terecht kwam en net geen doodsmak maakte. Amsterdam-newbie gaat fietsen. Maar Amsterdam-newbie leerde snel.

Toen ik eenmaal doorhad dat links rijden betekent dat je afslaand verkeer aan de rechterkant moet laten voorbijgaan - een mentale uitdaging voor iemand die geen links en rechts uit elkaar kan houden - en zwetend nogmaals tot het inzicht kwam dat niet alleen Rome op heuvelen is gebouwd, was er niets aan de hand. Ik fietste door de Walthamstow Marshes, groen en bloemen rechts van me, waterwerken links van me. Bloemen geurden, insecten zoemden en boven de bomen gloorde de skyline van Londen.

Hoezeer Boris de Londense burgemeester fietsen ook promoot, nog niet alles blijkt - niet verrassend - zo op fietsen berekend als we in Nederland zijn gewend. Het pad voerde onder een spoortunneltje door dat zo laag was dat ik naast mijn stuur moest gaan hangen om te voorkomen dat ik mijzelf effectief onthoofdde. Een paar mijl verder hield het op bij de rivier de Lea; de enige optie behalve teruggaan was de fiets de voetgangersbrug over te sjouwen. Het zo praktische geultje voor fietsbanden naast de treden is hier onbekend. Misschien lachen de Londenaren ons ook uit om dat geultje; gewend als ze zijn aan het zeulen met bagage ettelijke trappen in de metro op en af, tillen ze hun fiets waarschijnlijk blijmoedig over ieder obstakel.

Wat me het meest verbaasde, was de rijstijl van de fietsers. Maakte ik me nog zorgen dat er geen licht op mijn fiets zat en ik waarschijnlijk beboet kon worden; al gauw leerde ik dat licht op een fiets een zeldzaamheid is. Bovendien treden de Londense fietsers verkeersregels met voeten, met een onvervalste Amsterdamse flair: zwenkend tussen de auto's door, drukke rotondes over die mij het gevoel gaven dat ik op de snelweg fietste, ieder rood licht negerend... Mijn bewondering voor hun moed steeg: in Amsterdam heerst altijd nog de macht van het getal.

Goed, er wordt gewerkt aan de acceptatie van de fietser. Links naast de wegrand, op het asfalt, staat een heel klein fietsje, dat een strook van een kleine vijftig centimeter aangeeft waar gefietst mag worden. Meer heb je aan de soms lekker lange bus lanes. Wel even je adem inhouden als zo’n dubbeldekker vlak langs je blaast, als je niet in één avond aan je jaarlijkse quotum lood wilt komen.